Woensdag 19 juni 2019
Om 9 uur arriveert er al een personenauto met toeristen, die direct omdraait en weg is. Mooi. De schapen waren veel vroeger: om een uur of zes stonden ze luid blatend rond de auto. Gerda sliep door het kabaal heen. Het is trouwens niet zo dat schapen alleen maar mèèh of bèèh roepen. Er zijn er bij die maken heel vreemde geluiden, die ik niet in letters kan weergeven. Als je niet wist welk dier het was en je hoorde dat geluid, zou je nooit denken aan een schaap. Zo ‘sliepen’ wij ooit op een andere reis in een tent naast een kudde geiten! Advies: ver uit de buurt blijven. Ik had nooit bedacht dat die beesten ‘s nachts zulke geluiden zouden maken.
De T3-buurman zet, optimistisch in poloshirt met korte mouwen gekleed, een vouwstoel voor de auto met de uitklaptafel ernaast. De tweede stoel laat hij nog even ingepakt. Lijkt me een goed plan, want te horen aan de ongezonde hoest van zijn partner kan die beter binnen blijven. Daarna stopt er een auto waar een erg stramme boer uit komt, die zich met behoedzame passen richting halve Kever begeeft. Mocht iemand het niet hebben begrepen: achter de T3 hangt bij wijze van bagagekar de achterkant van een gehalveerde VW, model Kever. Je snapt dat dit aandacht trekt. Ziet er ook best geestig uit en de eigenaar vertelt er graag over. Na nog een paar bezoekers, is het de beurt aan een grote ‘bultrug’, je weet wel, zo’n witte camper met een grote bult boven de bestuurderscabine, waarbij ik me altijd afvraag of in die bult de slaapkamer is. Die komt een meter naast ons staan terwijl er ruimte zat is. Ik ben er helemaal klaar mee; zelfs op een camping sta je niet zo dicht op elkaar. Tanden poetsen, koffie zetten etc. doen we wel ergens anders.
Ook daar gaat het weer ‘mis’ in de zin van een andere camper die zich op deze kleine plek er bij wurmt. Ach, allemaal gezeik van mij; uiteindelijk horen wij net zo goed bij die stoet ‘arrogante zwervers’ die door een ander land trekt en zichzelf rechten toekent. Ik heb het niet zo vandaag en dat blijft de hele dag boven de markt hangen. Hier houd ik er verder mijn mond over, maar ik kan nog wel een A4 vol schrijven met ergernissen. Als Matthijs van Nieuwkerk een nieuwe Jan Mulder nodig heeft, dan ben ik beschikbaar!
Het Loch Laggan: niks van gezien. Bomen en struiken verhinderen dat je er méér van ziet dan een sporadische glinstering van water. Ook de veel te schaarse parkeerplaatsen liggen verscholen achter groen. Eh…sorry ik ben al weer bezig, ophouden! Ik denk er wel over om een stuk te schrijven voor de Schotse regering met wat aandachtspunten.
Vóór Laggan rechtsaf over de A889, waarna we de A9 nemen tot Pitlochry. Deze weg loopt langs de Glen Garry, waar eindelijk weer ruimte en uitzicht is en wel op heuvels zonder bomen, die bovendien een mooi patroon vertonen van groen, afgewisseld met het zwart van de heide (of turf?). Vóór Pitlochry was het droog met af en toe zon, jammer dat we nu onder grijze wolken duiken, want wat wisselende lichtval zou het landschap goed doen.
Bij Bridge of Cally naar het Noorden: A93. In de buurt van Blacklunans slaan we een wegje in dat geloof ik ook nog naar een kasteel leidt, waarlangs we rust vinden tegenover een soort Waterschapsheuvel: eerst zaten er twee konijnen op en al gauw zijn het er veel meer. Zo snel gaat dat! Bovendien worden we verwelkomd door een club staartmezen, die druk bij de auto in de rondte vliegt: vogel van de dag.
Na een korte verkenning van de omgeving, wat Gerda altijd doet als we ergens aankomen, bij wijze van een rest oerinstinct, meldt ze dat het kasteel een ‘prinsessenkasteel’ is. Met andere woorden: niet interessant. Zo eentje met sierlijke puntige torens in plaats van afbrokkelende kantelen en robuuste vormen, waar je het valhek nog zomaar in je nek kan krijgen als je ‘m iets te ver uitsteekt.
Vanaf het moment dat we hier aankwamen tot we naar bed gaan, is er niet één auto of ander vervoermiddel langsgekomen,alleen één man met één hond.
Riet, wat let let je, uit je ongenoegen zodat wij in onze luie stoel in een bijna tropisch Nederland kunnen schaterlachen. Ik mag dat rauwe randje wel.
O, dank je wel hoor! Ja ik vind het wel leuk, maar ik ben toch bang dat ik de lezers van het blog er mee verveel! Jullie dus niet! 😉
That sheep with different sound must have been the one with a Scottish dialect! The other ones used their universal language.
??