Donderdag 18 mei 2017
‘t Is hier echt een luxe boel mensen, we hebben schone toiletten op het terrein, waar zelfs zeep uit de muur komt, binnen- en buitenkranen en dat allemaal gratis voor niks.
De moskee is min of meer in gebruik. Er brandde licht en om 8 uur gisteravond startte het cassettebandje, terwijl er ook wat bezoekers waren.
Het belooft een stralende dag te worden, dus op naar Bojnurd voor winkels en WiFi, er liggen twee verslagen op de plank. Nog voor we in het stadje zijn, is er een grote, ja hoe moet ik het noemen, ‘recreatieplaats’ langs de weg. Zonder tankstation, met moskee, restaurant, winkeltjes etc. Overal zitten mensen te picknicken op meegebrachte kleden, zo in het vuil en stof. Sommigen onder een boompje, anderen gewoon op het beton van de parkeerplaats: gezelligheid.
Als ze hier WiFi hebben, hoeven we de warme, drukke stad niet in. Bij het restaurant hebben we beet, alleen het lukt niet om verbinding te krijgen en daarom maakt één van de mannen een hotspot voor ons op zijn telefoon. Het werkt, alleen niet goed genoeg voor het blog. Toch nog Bojnurd in. Het valt mee dat we bijna direct een (voor hier) goeie groenteboer zien.
Terwijl we de groentes aan het uitzoeken zijn, komen er drie mensen binnen. Het pubermeisje komt op ons af en maakt contact met de gebruikelijke vragen. Ja….we gaan natuurlijk met haar op de foto. Ze is 16, ziet er uit als 19 en Wim maakt haar een compliment over haar rood en geel gelakte nagels. De andere vrouw is haar moeder en de man van het gezelschap, dertiger, schat ik niet in als zijnde haar vader.
Ik heb ook een vraag: “Where can we find WiFi?”
Druk overleg volgt, ik breek in met een meer algemene vraag: “What’s the best place for WiFi in Iran, hotels?”
Even nadenken….”Yes, yes, hotels!”
Dat doen we dus goed. Nu kunnen wij de echte Iraanse hotels moeilijk vinden. Alle namen op gebouwen worden aangeduid in het Farsi, behalve bij de banken, en qua architectuur onderscheiden ze zich niet significant van andere grote gebouwen. Het woord ‘Hotel’ staat alleen op de hotels die meer gericht zijn op de buitenlandse markt.
Het komt daarom goed uit dat ze aanbieden om ons voor te rijden naar een hotel dat volgens hen WiFi heeft. De man blijkt in een taxi te rijden, die heeft ongetwijfeld zijn adresjes.
Het is, zoals we verwachtten, een echt Iraans hotel; kale, smakeloze entree en lobby, te donker meubilair, te weinig licht. Achter de balie twee vrouwen in het zwart. Het meisje doet het woord, één van de vrouwen steekt met een vragend gezicht drie vingers naar ons op, wij knikken en dan tikt ze op haar telmachine een bedrag in van 240.000 reaal, 6 Euro.
We willen het er best voor betalen, als het dan ook werkt. Maar het lijkt alsof het meisje ineens niet meer wil dat we hier aan de slag gaan en samen met de man begint ze over een ander hotel, Dariush, dat véél beter is. Ze dringen er echt op aan dat we daarheen gaan, vast niet voor niks, denken we, dus vooruit maar.
Blijkt dat we er een kilometer of wat de stad voor uit moeten, in de richting waar we net vandaan komen. Nou ja, als het dan echt zo goed is als ze beweren….
Het hotel ligt een eindje van de weg en ziet er kitscherig uit. We worden ontvangen op de parkeerplaats door een vreselijk foute man. Zo weggelopen uit een onderwereldfilm inclusief zo’n hele donkere zonnebril. De lobby van het hotel heeft meubels die niet zouden misstaan in een zigeunerkamp, maar de WiFi werkt als een speer. We nemen er mierzoete Nescafé bij: niks meer aan doen! De manager, die een praatje met ons komt maken, ziet er ‘gewoon’ uit zoals het hoort.
Als het werk is gedaan, is het een uur of half 1. Ik wil betalen, maar de receptioniste belt de manager, die komt zeggen dat we zijn gasten waren en hij geen geld van ons wil.
Omdat Wim het trio, dat ons hier bracht, heeft verteld dat we echt geen tijd hebben om op hun uitnodiging voor o.a. een rondleiding door de stad, in te gaan, kunnen we onze weg vervolgen. Het viel niet mee trouwens om het meisje af te schudden, ze smeekte ons bijna om te blijven: “Please, please come to my house, I’m so glad to meet you!”
In Ashkaneh moeten we de gele weg vinden naar Garmab. Nergens wegwijzers die wij begrijpen en bijna nergens bewoners, die óns begrijpen; veel foute aanwijzingen. Ik heb de indruk, door hoe ze er mee omgaan, dat er aardig wat mensen bij zijn, die geen kaart kunnen lezen. De taxichauffeurs brengen uitkomst.
Onderweg hier naar toe hebben we nog over een grote markt gelopen, waar iedereen hetzelfde verkocht, de tomaten en aardappelen in grote rechthoeken op de grond lagen gestapeld en dat een kilometer lang.
De weg naar Garmab is rustig en we genieten van het glooiende landschap. Het is een graad of 25 en nog steeds onbewolkt. Tijd om een stoel buiten te zetten ergens in het land. Aan onze rechterkant gaat een grindweg door een kloof tussen een paar steile rotswanden, aan de andere kant loopt een wegje de heuvels in. We kiezen voor het laatste. Blijkt een goeie keuze, want in de verte zien we regelmatig auto’s de kloof inrijden, terwijl hier nog niks is gepasseerd.
Uitkijkend over het land, met Pepsi en yoghurtdrank, laten de vogels zich aan ons zien. In volgorde van opkomst: arendbuizerd, vogel van de dag. Bruinkopgors in zomerkleed. Rotszwaluw.
Voorts is de koelkast van Wim opgestaan uit de dood en spontaan aan het werk gegaan. Om het te vieren kochten we bij een slager een kilo gehakt, waarvan 2/3 wordt ingevroren. We wisten niet van welk dier het vlees was, tot ik het rook toen ik het in de pan deed: geit!
Menu van de dag: gebakken aardappelen, sperziebonen, geitengehakt met ui, verse gember, knoflook en ras el hanout (zo was het wel te pruimen)
Het is nu half elf, bedtijd. Morgen een drukke dag met de landelijke verkiezingen. Het postergehalte, vooral op auto’s steeg de afgelopen dagen snel.