De weg naar El Palmar

Maandag 8 november 2021

Het is een feestelijke dag vandaag; Gerda’s oudste kleinzoon wordt 19! Hij was het eerste kleinkind dat we meenamen in de T4-camper naar een kleinschalige camping bij Het Zwin in West-Zeeuws-Vlaanderen. Mooie herinneringen. 

We hebben het koud vanochtend, ook in bed. Kouwe voeten en verder ook niet echt behaaglijk warm. En dan staan we nog wel aan zee, kan je nagaan hoe het in het binnenland voelt. In Madrid zeggen ze: het is hier negen maanden ‘invierno’ (winter) en drie maanden ‘infierno’ (hel, dus heet). Na een laatste blik op het lege strand van Zahara de los Atunes, zetten we koers naar Barbate, zonder Renate. Verklaring: toen we de vorige keer in Barbate waren, had de VPRO een act met een vrouwelijke nep-presentatrice, die Renate heette. Haar ‘uitzending’ begon ze steevast met een monotoon laag “hallo, ik ben Renate”, waarbij de “a” een zwaar accent kreeg. Bij ons was dat een gevleugelde uitdrukking geworden, dus omdat Barbate op Renate rijmde, kon bij ons het éne woord niet vallen zonder het andere.

Afscheid van Zahara de los Atunes

De delta van Barbate

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Onze eerste gang in Barbate is naar de Mercadona. Ik noem het omdat, als we met de volle kar naar de auto willen rijden, dat niet gaat; het ding rijdt gewoon niet meer, wat we ook doen. Iedereen hier weet dat natuurlijk en maakt ons duidelijk dat er niks anders opzit dan heen en weer te lopen. 

Barbate verrast ons; misschien kijken we met andere ogen? Net voor het dorp ligt een brug over de gelijknamige rivier, de Rio Barbate, vanwaar je uitkijkt over een mooie delta. Veel vogels ook, terwijl we onderweg al een clubje zwarte ibissen in een weiland zagen landen! Het is eb, want de kleine boten liggen nog op het slik. Bij vloed stroomt de delta vol en wordt het gebied weer mooi op een andere manier. Jammer dat je op de brug niet kan stoppen om de vogels rustig door de verrekijker te bestuderen. 

Na de boodschappen rijden we naar het strand in het dorp om daar onze thermoskan met koffie leeg te maken. Bij mij duurt het even voor ik me realiseer dat we door een man en een vrouw, die langs komen lopen in het Nederlands worden aangesproken. Nou ja, zo bijzonder is het ook weer niet, we hebben tenslotte zo’n geel nummerbord. Toch heb ik het gevoel dat er meer is, zeker als blijkt dat ze van onze reis op de hoogte zijn omdat ze ons blog lezen. Dan blijkt dat het Cara en Kees zijn uit Souburg. Dit hou je niet voor mogelijk! Heel veel jaren geleden, toen wij nog vol twijfels zaten met welk soort auto we ons reizende leven wilden leiden, zijn we heel gastvrij bij hen thuis ontvangen. Zij reisden met een 4×4 Toyota en doen dat nog steeds, er is nu alleen een hefdak op gemonteerd. We wisselen wat ervaringen uit en het is leuk om te zien dat zij ook nog steeds genieten van het onderweg zijn. En hoe toevallig dat we nu in dezelfde periode in dezelfde streek reizen.

Prima pleintje

Faro de Trafalgar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Na afscheid te hebben genomen, zoeken we een lunchplek op met zicht op de delta, zodat Ger hopelijk nog wat vogels kan spotten. En dat lukt; ze heeft, zegt ze een dunbekmeeuw gezien. En dat terwijl we, zoals ik gisteren al zei, de snavelmeter thuis hebben laten liggen! 

Tot slot maken we nog een wandeling door de dorpskern. Wat een mooie oude straatjes zijn er, afgewisseld met van die eenvoudige, maar o zo intieme pleintjes, waar precies die ene, niet pretentieuze, bar aan ligt. 

In de buurt van Los Caño de Meca slaan we linksaf bij het bordje Faro de Trafalgar. Het wegje houdt op bij het strand en de vuurtoren kan je alleen lopend bereiken waarschijnlijk. Hoeft niet, hoewel hij er mooi ligt op een soort schiereiland. Ze proberen op deze plek een hippieachtige sfeer te creëren, er hangt een bord ‘Hippie-Markt’ en er is ook wat kunstzinnig gedoe met grillig gevormde gladde boomstammen. Erg opwindend is het niet. 

Volgend station: Zahora. Gerda wil verder rijden, maar ik ben benieuwd naar het strand dat Sajorami heet. We volgen het bord en komen terecht op een smal wegje, dat veel langer is dan we dachten en hoopten. Aan het eind, bij zee, staat een stel huizen met oranje geverfde, kleien daken. Apart. Een paar andere huizen hebben mooie gebogen glasgevels, die uitzicht op zee geven. Je zal er maar wonen! Het geheel heeft een speciale sfeer. Onderweg ernaartoe lagen een paar parkeerweitjes waar we vannacht wel mogen staan, denken we. Omdat ze geen uitzicht op zee hebben, kiezen we er nog niet voor. We kunnen er altijd naar terug als dat wenselijk is.

Kleien daken

In de rij bij El Palmar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Dan blijft er nog een ultieme bestemming over: El Palmar, het strand van Vejer de la Frontera. Daar stonden vroeger dag en nacht rijen camperbusjes van surfers in de berm tussen de weg en het strand. Misschien kunnen we daar bij staan. 

El Palmar ziet er nog ongeveer hetzelfde uit als vroeger alleen de rij camperbusjes is er niet meer en overal staan borden dat je aan de hele kust niet mag kamperen. Duidelijke taal, toch zoeken we, eigenwijs als we zijn, nog even door; wie weet is er toch ineens een particuliere parkeerplaats waar we wel mogen staan. 

Ineens zien we een rijtje camperbussen langs de weg. Niet in de berm, maar zo’n beetje op een strook grond voor de surfscholen. Dit ziet er echt uit als ‘wij staan hier al dagen en vannacht blijven we weer’. Een Duitse vrouw beaamt ons vermoeden; zij is er al twee dagen, de politie rijdt regelmatig langs, maar doet verder niks. By the way…of ik misschien een plek weet waar ze haar chemisch toilet kan legen en schoonmaken. Nee. 

We zijn het snel eens en sluiten aan bij de rij. In de haast om een grotere camper vóór te blijven, rijdt Ger achteruit tegen een houten paaltje. De bonk klinkt vervelend, maar er is niks te zien aan de auto. Het paaltje staat scheef in het zand, dat is waarschijnlijk ons geluk, dat het direct opzij is gezakt. En die camper heeft het nakijken. 

Zo, daar staan we dan op onze favoriete plek aan de Costa de la Luz! Cool toch?

 

 

 

2 thoughts on “De weg naar El Palmar

  1. Herinneringen, herinneringen…. ook ik ken deze plaatsen nog van de tijd dat vrij kamperen langs de hele kust geoorloofd was. Inmiddels 35 jaar geleden, mijn eerste reis met mijn zelfgebouwde camperbus, een Mercedes 508. De enige restrictie was dat je 50 m afstand moest houden van woningen. Geniet nog verder en denk bij het parkeren aan de slogan “boem is Ho en plons is water”

    • Wat leuk Gerard, dat je er ook was! Wij vinden het nog steeds de moeite waard, de Costa de la Luz! En ja..dat boem en plons is een heel goeie tip!🤣

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*
*
Website