Vrijdag 26 mei 2017
Na het wakker worden vanochtend dacht ik: “Volgens mij kon dat opritje nog wel eens voor problemen zorgen”. De ondergrond is niet zo hard als we gewend zijn, maar het grootste probleem zit hem, denk ik, in het feit dat je met een bocht van 180 graden de helling op moet draaien en er geen ruimte is om vaart te maken. Blijkt dat Gerda er ook zorgen over heeft, want ik hoor haar al tegen Wim bezig van: “…….. en als je bijna boven bent, moet je goed uitkijken….kuil…”.
Eerst lekker buiten ontbijten met in de vallei een laag wolken, die prachtig door de ochtendzon wordt beschenen. Daar waar de rand de bergen raakt, lijkt het net een zee die schuimend op de rotsen breekt.
En je gelooft het niet of misschien intussen wél, ver voor achten staan de eerste dagjesmensen al over de rand naar ons te koekeloeren. Op mijn handen gekeken worden, is niks voor mij en daarom vraag ik of Gerda de auto naar boven wil rijden. Ik raak zo geblokkeerd van toeschouwers, dat ik in staat ben om de controle over mijn handelen te verliezen en daardoor de auto niet de helling op krijg.
Ze redt het met flink slippende banden, maar toch. Nu Wim. Hij maakt het spannend, moet een paar keer achteruit om het opnieuw te proberen en blijft uiteindelijk op het laatste stuk van de helling staan. Zijn linker voorwiel slipt en dreigt te ver in de ondergrond te draaien. Een oudere man, die reeds met vrouw en dochter op het picknickkleed zit, komt er bij, legt een flinke kei achter één van de achterwielen van Wim en probeert met aanwijzingen te helpen. Het baat niet.
Tijd voor de zandplaten. Ook die vermogen niks; keer op keer schieten ze met een noodvaart onder de band vandaan. Tijd voor de sleepkabel. Daar zijn twee mannen die, het kon niet uitblijven, zich ook als vrijwilliger melden, het helemaal mee eens.
Ger duikt in onze achterklep, maar heeft de kabel te goed opgeborgen. Die van Wim ligt voor het grijpen. Nou, haken door de ogen en dan is het een fluitje van een cent. In no time is Wim boven Jan. Iedereen vriendelijk bedankt en de picknickman een klompjessleutelhanger.
Als Gerda de kunststof zandplaten weer bij elkaar zoekt, blijkt er van de ene een heel stuk afgebrand te zijn door de hitte van de slippende band.
Terug naar Qazvin. In het begin is het niet alleen druk op de weg, maar ook ernaast. Rijen auto’s staan er langs. Dit moet haast wel met iets religieus te maken hebben, het doet denken aan druk moskeebezoek. Uiteindelijk komen we tot de conclusie dat er een soort pelgrimstocht gaande is naar iets dat verderop in de bergen ligt. Er zijn trouwens ook opvallend veel fietsers op pad. Zou dit allemaal met de a.s. ramadan te maken hebben?
We hebben afgesproken om in Qazvin naar Hotel Mas Mas (of zo) te gaan voor WiFi, omdat het aan de rand van de stad ligt. Gerda denkt dat we er gemakkelijk naar toe kunnen rijden, alleen ze vergat dat we via een andere weg de stad inkomen dan we er uit vertrokken. Lang verhaal kort: dat worden vandaag geen verhalen op het blog. Morgen hopelijk 3.
De goeie snelweg naar Rasht vinden, wordt ook een heel gedoe. Garmin en twee mannen, die ons de weg wijzen, spreken elkaar tegen. Ger en ik communiceren niet goed met elkaar en zien niet dat Wim een hele tijd staat te knipperen dat we linksaf moeten……heel fijn allemaal. Het hoort er soms bij.
Bij het verlaten van de tolweg ziet de man bij de kassa vast dat we lijden. Hij heet ons hartelijk welkom en we mogen niet betalen. Op de parkeerplaats, tijdens de koffie, volgt een kleine evaluatie en dan gaan we moedig voorwaarts richting Manjil. Daar nemen we de afslag naar een groot stuwmeer, waar we 31 kilometer langs blijven rijden. De naam is bijna niet te lezen op de kaart, ik hou het op Sefid Rud Reservoir. Het water is bijna een cliché, zo turquoise. Er waait zo’n harde wind dat er witte koppen op het water zijn en toch staat zeker de helft van de windmolens stil.
De bruine, kale bergen van Kuhha-ye Talis hebben aparte vormen en staan heel mooi bij het meer. Wat een fantastisch landschap weer.
En dan onderweg, bijna bij Darram, op de rem. Auto aan de kant, vlug de verrekijker, want er zweeft een zwart-witte roofvogel boven ons. Met het boek er bij hebben we twee kanshebbers, de havikarend en de aasgier. Omdat hij zo ooievaarachtig leek, wordt het de laatste: vogel van de dag.
Bij de havikarend moet ik altijd terugdenken aan die keer dat Ger en ik met Barry (uit het tweede verslag) mee gingen naar Vlieland omdat daar een dwaalgast, de havikarend, was gesignaleerd. Wij waren zo gelukkig dat we met een auto naar de Vliehors werden gereden, waar het beest te zien zou zijn. Terwijl de straaljagers over onze hoofden scheerden (hoezo havikarend?) speurden de vogelaars door hun telescopen en uiteindelijk aan het eind van de middag steeg de havikarend boven de duinen uit om weg te vliegen in de richting van Den Helder. Een stip.
Op de heenweg, tijdens het wachten op de boot, praatten we wat met een clubje mensen en ik gebruikte het woord ‘haviksarend’. Waarop één van de mannen mij onmiddellijk verbeterde: “Havikkk-arend!” met zware nadruk op de ‘k’ plus een korte pauze voor hij het woord ‘arend’ uitsprak. Het waren fanatieke vogelaars. Nooit heb ik later het woord nog fout uitgesproken.
Een eindje na Darram houdt het asfalt op; er wordt zo te zien aan een nieuwe weg gewerkt. We nemen aan dat het asfalt na een honderd meter of wat terugkomt, maar dat is een misrekening. De weg wordt steeds slechter en daalt en stijgt daarbij behoorlijk; zo erg dat Wim af en toe weer kleine slippers maakt. Hoger dan de eerste en tweede versnelling komen we niet.Toch blijft Garmin deze route aanwijzen als de gele weg naar Khalkhal en we weten zeker dat we geen splitsing over het hoofd hebben gezien. Het is bijna niet te geloven, dat je hier verkeer over laat rijden. Als er nou eens een tegenligger kwam dan konden we misschien wat meer informatie krijgen. Die komt op den duur en we begrijpen van de man dat dit nog 15 kilometer zo doorgaat! De volgende auto houden we ook stil en deze bestuurder heeft het over nog 10 kilometer. Het zijn er dertien, waarvan de laatste gemakkelijker gaan, omdat de grindweg beter en breder is geworden.
Het genieten van het asfalt duurt niet erg lang want bij een volgende splitsing is het kiezen tussen asfalt en weer een grindweg. Garmin wijst de grindweg aan. Omdat we het zeker willen weten, vragen we de weg aan een paar mannen, die er niet veel meer van lijken te weten dan wij. Er komen nog een paar brommers bij en uiteindelijk rijdt een auto ons vóór, over het asfalt, door het dorp Baranda heen en zetten ons zodoende op de goede weg richting Khalkhal. Het leuke is dat we alleen een lus door het dorp hebben gemaakt en weer op precies dezelfde Garmin-route terechtkomen. Het onverharde stuk van een paar kilometer dat langs het dorp loopt, hebben we op deze manier overgeslagen.
We snakken naar het einde van de rit en een plaats om te overnachten, het is bij half zeven. Zin om onverharde wegjes in te gaan, hebben we even niet. Het wordt een open plek langs de weg, die heel rustig is. We zijn nog maar aan het kijken waar we precies zullen staan of er stopt alweer een auto. Het gezin stapt uit en het is Wim die de mensen opvangt. Hij krijgt een visitekaartje van de man en of hij op de foto gaat, geen idee. Gerda en ik blijven bij onze auto, die een eindje verderop staat. Voorts wat geroep vanaf een brommer en na het eten nog weer een stel bij Wim aan de deur. Hij staat het dichtst bij de weg.
Menu van de dag: rest gehakt van gisteren, sperziebonen en pasta. Simpel.
Kijken of we morgen de Kaspische Zee zullen zien.