Dinsdag 27 september 2016
De witte gaat vroeger weg dan wij en we kunnen lekker een beetje zooien met het water uit de rivier. Blubberdingen schoonspoelen etc. Heerlijk. We hebben een vies buitenmatje, dat je niet met een borstel of zo schoon kan maken. Nu wappert Gerda het een beetje door de stroom en legt het op een rotsblok te drogen. Wat zijn wij ‘natuurlijk’ bezig!
Nou…totdat blijkt dat het waterpeil van het riviertje plotsklaps en onaangekondigd behoorlijk is gestegen en ons matje heeft meegesleurd! Dan kan het wel een klotematje zijn, maar het was wel ONS klotematje!
Redding is nabij. Je gelooft het niet, maar op 10 meter van de auto ziet Gerda ineens een ander matje liggen. Een veel handiger type dan het onze. Even de vorige eigenaar er af spoelen en inpakken die handel. Het lijkt wel een wonder.
Voor vandaag hebben we een interessante doorsteek gepland. Allemaal witte kronkelwegjes op de kaart. Een hoog binnendoorgehalte, waarbij we hopen op hoogte en kale bergen.
Tot Farrera geen enkel probleem. Okay, het zijn smalle beschadigde wegen, zonder vangrails, maar daar hebben we wel vaker mee te maken gehad.
Bij het gehucht (want dat blijkt het te zijn) Farrera, houdt het asfalt op en bij een splitsing is het onduidelijk welke de doorgaande weg is. Geen borden: op dit soort punten moet je geen fouten maken. Als ik uitstap om een bewoner op te sporen, zie ik zo’n tien meter boven me op een plateau vijf mannen zitten.
“Buénas días señores, kunt u mij ook zeggen welke de doorgaande weg is richting Ars?”
Het lijkt of ze me niet goed begrijpen en ze gebaren dat ik naar boven moet komen. Ik begin opnieuw in het Spaans en zij antwoorden in het Engels. Ze wonen allemaal in Israël en hebben een week door de bergen gelopen. Vandaag is hun laatste dag, ze moeten straks naar het vliegveld. Eén heeft een mini-gasbrandertje waarop hij water kookt met bergkruiden er in. Ik krijg een bekertje van zijn thee aangeboden.
Van de weg hier weten ze niks. Ze denken me even rap te helpen door routes op hun mobiele telefoons op te zoeken. Nou, dat kan je wel vergeten, op geen enkele phone staan deze wegen net zo min als op onze GPS. Intussen houden ze me aan de praat met hun verhalen. Het zijn twee van geboorte Israëliërs en drie Engelsen die in Israël wonen. Daarna komt onze bus aan de beurt: hoe, wat en waar.
Intussen heeft Gerda beneden een locale man aangeklampt, die meer verstand van de wegen hier heeft. Gelukkig roept ze me, zodat ik zonder onbeleefd te zijn de mannen gedag kan zeggen.
De man uit Farrera zegt dat een weg, die op de kaart doodloopt, in werkelijkheid gewoon verder gaat. En dat we die route moeten nemen in plaats van onze geplande weg naar Ars, omdat de laatste heel slecht is. Moeilijk, wat moet je geloven? We hebben op reis regelmatig meegemaakt dat sommige mensen die we de weg vroegen, geen kaart konden lezen.
In elk geval wijst hij ons de doorgaande (grind)weg, die redelijk te berijden is en ons naar de Coll de So brengt, waar we genieten van een geweldig uitzicht. Minpuntje: de weg splitst zich hier en er staan wederom geen richtingborden. Er gaat een redelijk uitziende onverharde weg bergopwaarts en een smallere weg bergafwaarts, die minder vertrouwen geeft.
Ah, een fietser! De man weet er niet meer van dan wij, maar doet erg z’n best.
Terwijl we nog bezig zijn komt er een auto aan. Volgens mij zijn dit twee wonderen na elkaar. De fietser maakt dat ie wegkomt en we gaan verder met de twee automannen. Die twijfelen volgens ons ook en wijzen uiteindelijk de slechtere weg aan, waarover ze zelf eveneens vertrekken.
Het is goed dat we gingen lunchen, zodat we nog niet zijn vertrokken, als ze terug komen rijden met de boodschap dat die weg niet om te doen is en we toch beter de hogere kunnen nemen.
“Bij een splitsing wel steeds blijven dalen”, voegen ze er aan toe.
Natuurlijk komt hij, de volgende splitsing. Het is eigenlijk een herhaling van de vorige: de weg naar boven lijkt redelijk en die naar beneden, daar hebben we grote twijfels bij. Gerda zou kiezen voor omhoog, ik hou me aan de raad van de mannen: blijven dalen. Hoewel ook ik mijn hart vasthoud bij wat ik zie van het dalende pad. Want een weg kan je het nauwelijks noemen.
Dit is het begin van de ergste kilometers die we in ons busbestaan hebben gereden. Het pad is smal, zodat het moeilijk is om zonder naast de weg te geraken grote stenen, lelijke gaten en uitgesleten waterbeddingen te ontwijken. En er komt geen einde aan. Gerda rijdt en ik probeer zoveel mogelijk mee te rijden door opmerkingen als: “dit gat tussen de wielen proberen te houden, links links! lelijke steen, nu in z’n één” en meer van dat soort aanwijzingen. Niet dat ze het alleen niet kan, maar er is zoveel om op te letten, onder andere laaghangende takken die we moeten ontwijken. Hoeveel kilometers zullen het zijn geweest? Ik schat een stuk of 15. Net als we in de verte een wei zien en ik zeg:
“Daar wordt het misschien vlakker en dan hebben we hopelijk het ergste gehad”, komt het meest riskante stuk van het hele traject: een meter of 50 modder. Het enige voordeel is dat we dalen. Stijgend had ik er een hard hoofd in gehad. Het is nu ook niet gemakkelijk, maar we redden het.
Even stilstaan en de omgeving verkennen. Er staan richtingbordjes voor wandelaars, o.a. naar Ars: 8,2 km. Dat geeft weer wat moed. Stel dat die 8 km. om te doen zijn, dan hebben we het toch geschafft!
Het begint met een lastig en smal wildrooster, waar de auto net tussen past. De volgende 100 meter gaat redelijk en dan komen we voor een serieuzere modderpuinhoop terecht dan we net achter de rug hebben, alleen dan flink stijgend. We gaan niet gauw terug, nu wel.
“Dit doe ik echt niet”, zeg ik. Gerda sputtert niet tegen.
Er blijven twee mogelijkheden over: dezelfde weg terug en hopen dat we door dat modderige gedeelte stijgend heenkomen en een ander wegje richting Sant Joan de l’Erm, 12,5 km. Dit laatste begint weliswaar met een gigantische waterplas, maar is om te beginnen vlak.
Terwijl we nog aan het overwegen zijn, komt vanuit de richting Ars de auto aangereden met de twee mannen! Over wonderen gesproken. Voor ze bij ons halt houden, stoppen ze in een bocht en lijken wat op het wegdek te zoeken.
“Wat doen ze daar nou?” zeg ik tegen Ger.
Zodra ze bij ons zijn, krijg ik antwoord op die vraag: één van de mannen overhandigt me de GPS en mijn leesbril! Die had ik blijkbaar laten vallen toen ik uitstapte om Gerda te begeleiden bij het keren. De enige schade is een afgebroken brilpootje.
Qua route zeggen ze dat we de 12,5 km naar Sant Joan moeten rijden. Zij gaan er ook heen en rijden vóór. Dat scheelt. We moeten door riviertjes die zo diep zijn dat het risico bestaat van water in de uitlaat. Daar staan ze stil en één van hen smijt dan een steen in het water om aan te geven naar welk punt we moeten koersen. Het is het erger dan het ergste wat we tot nu toe hebben gereden: een vreselijke bergweg in Oman. Want die was droog en we hadden een beest van een 4×4, de Toyota Prado. Hier hebben we te maken met water, modder en dusdanige steile hoogteverschillen dat ik denk ‘straks beschadigen we de onderkant van de bus’. De mannen hebben trouwens wel een 4×4. Zonder hun begeleiding hadden we dit traject waarschijnlijk niet durven rijden. Het positieve is dat we nu een aardig idee van hebben van wat deze bus kan.
Het asfalt van Sant Joan de l’Erm, een skistation voor langlaufers, lijkt wel vloerbedekking.
Zodra we stilstaan, stapt iedereen uit en Gerda omhelst de bestuurder van de 4×4 en geeft hem spontaan een kus op de wang. ‘k Weet niet of het daardoor komt, maar we worden direct uitgenodigd om samen met hen wat te gaan eten en drinken. Het wordt even lastig om daar onderuit te komen, zonder onbeleefd en ondankbaar te lijken.
We ontsnappen en rijden naar Castellbò. Verder via Aravell naar Montferrer. We zijn moe, maar een rustplek vinden we niet gemakkelijk. We moeten nog La Seu d’Urgell voorbij tot we bij Alás langs het riviertje Le Segre terechtkomen. Naast het plaatselijke voetbalveld. Niet zo leuk als bij de forellenvissers, maar goed genoeg.
Menu van de dag: ongeveer hetzelfde als gisteren, omdat ik voor 2 dagen had gekookt. In plaats van champignons hadden we nu wortelen….zoiets.
Vogel van de dag: specht. Welk soort weten we niet, ze laten zich niet zien.
Oh leuk, die weggetjes nemen wij ook regelmatig. Daarna zweert Car altijd plechtig dat ze dat noooooit meer doet. Maar als je de leuke (witte) weggetjes wilt verkennen zitten die er toch steeds weer tussen. Mijn motto :” no risk, no fun”. Rij en modder voorzichtig dames.
Snap wat je bedoelt,maar fun en fun is soms 2….
wat een spanning,wij hebben zoiets wel in australie meegemaakt
maar toen zaten we in een bus.dat was minder erg.
wel mooi!!
doeiiiiiiiiii
janjop
Tjonge jonge, wat een tocht! Superbus, moest alleen af en toe vleugels hebben hè!
Engelenbus…..
Gosh, wat een avontuur zeg! En wat een geluk van die twee mannen! Ik hoop dat de spanning jullie niet belet heeft om ook rond te kijken en Te genieten van de omgeving. Wel fijn dat jullie een ervaring rijker zijn en als het moet daar later nog eens gebruik van kunt maken. xx
Wie weet….