Zaterdag 27 mei 2017
Verkwikt wakker worden tussen de leeuwenbekken en een helder riviertje vlakbij waar je water kan halen om de bus stofvrij te maken. Luxe.
De planning voor vandaag is om over Khalkhal naar de kust te rijden en uit te komen bij Asalem. Op de kaart heeft Khalkhal een H van hotel en ik hoop daar drie verslagen op het blog te kunnen zetten. Het is een aparte plaats, die heel primitief lijkt, zoals Gerda zegt:
“Als je de auto’s wegdenkt, ben je in de Middeleeuwen”. Vreemd stratenplan ook, geen touw aan vast te knopen. Het nodigt wel uit om een beetje in rond te dwalen. We zijn echter op zoek….
Eerst naar de telefoonwinkel op de hoek, daar weten ze misschien van een hotel met WiFi. Een van de medewerkers roept ‘mainstreet’ en maakt een tekening van de route; die lijkt simpel, maar is het niet. Onze omzwerving begint met zijn niet kloppende schets en eindigt met een man in een Peugeot, die ons voorrijdt naar het hotel. In de 45 minuten er tussenin, ontmoet ik mensen, die met een vage armzwaai een even onduidelijke richting aangeven, spreek ik anderen, die bijna in paniek geraken (hebben wij een hotel?) en in de rondte beginnen te bellen en sta ik voor een gesloten, dood hotel.
Het hotel waar nog leven in zit, (hoewel…) hadden we nooit op eigen houtje gevonden, zelfs niet met een goeie uitleg denk ik. Het zit verstopt in een onverwachte hoek van het stadje, heeft alleen begane grond, alle gordijnen zijn dicht. Ik denk dat we niet eens hadden gezien dat het een hotel is. Kortom het ziet er niet uit. Stom dat ik geen foto heb gemaakt; als het gelukt is met het blog ben ik altijd zo opgelucht, dat ik nergens anders meer aan denk.
De entree is donker en leeg, wat vrij normaal is. Bij de balie groet ik de receptionist, die verder niet met mij praat, maar direct in gesprek gaat met onze ‘gids’. Terwijl ik daar sta, besef ik dat de mannen waarschijnlijk verwachten dat wij een kamer zullen nemen. Bij het vragen op straat naar een hotel heb ik er niet bij gezegd, wat onze bedoeling is. Er ontstaat inderdaad enige verwarring als ik om thee en WiFi vraag. Beiden slaan aan het bellen, waarbij mij op een gegeven moment de hoorn in de hand wordt gedrukt en ik een Engels sprekende man aan de lijn krijg. Hij begrijpt goed wat we willen, waarna ik de hoorn teruggeef aan de receptionist, die nu van zijn vriend hoort, dat we geen kamer nodig hebben.
Als tot de man van de Peugeot doordringt, waar het om gaat, voel ik zijn teleurstelling. Hij houdt zich goed, maar neemt wat koeltjes afscheid.
De WiFi is snel, veel sneller dan de receptionist en een mooi opgemaakte vrouwelijke collega, die er samen een aardig tijdje mee bezig zijn om inlogcodes en passwords bij elkaar te zoeken. Het komt goed, alleen weer niet voor Gerda; het is bijna steeds zo dat op haar telefoon het inloggen niet wil lukken. Heel vervelend.
Het is de eerste keer dat we voor WiFi moeten betalen. Geeft niet, ze hebben veel moeite voor ons gedaan en dat zonder kamers te kunnen verhuren.
De weg tussen Khalkhal naar Asalem is abominabel slecht! Er ligt asfalt op, maar dat is zo vreselijk beschadigd, dat we van links naar rechts moeten slingeren om de geulen en gaten te ontwijken. De hele weg schudt en rammelt de bus, om compleet gestoord van te worden. Hoger dan in de tweede versnelling is niet te doen.
Het landschap is anders, maar mooi. De manier waarop het licht op het gras en het geel kleurende graan valt, maakt dat de heuvels fluweelachtig lijken. Dikke witte wolken hangen er schilderachtig tussenin. Later worden de heuvels steeds groener en de dorpen die er op liggen zien er heel anders uit dan we tot nu toe zagen. De muren van de huizen zijn van lange houten planken, de daken van golfplaat en ze staan allemaal los van elkaar, verspreid op de heuvels. Er tussenin grazen koeien en paarden.
Van Asalem worden we niet direct blij; een beetje wat we hadden verwacht: druk, vol. Waarschijnlijk loopt de ene plaats in de andere over, zodat de hele kust bestaat uit aaneengeregen bebouwing. Waar zullen we hier overnachten?
Gelukkig is daar Garmin, die de toegangswegen naar zee laat zien. Dat lijkt ons natuurlijk het allerleukste, bij de Kaspische Zee staan. Het lukt, eerst langs rijstvelden en dan komen we uit bij het grijze strand.
Er is bijna geen bebouwing en genoeg plaats om te overnachten; er staan zelfs auto’s op het strand. Blijkt dat je er makkelijk overheen kan rijden. Achter het strand is een strook gras en daar weer achter bosjes, die de scheiding met de kustweg vormen.
De zee heeft een bescheiden branding met verrassend wit schuim, schelpen zijn er bijna niet en ook geen bijzondere. Verder is het één grote vuilnisbelt: op het strand, achter het strand, bij de bosjes, waar wij nu staan, langs de weg…. kortom, alsof een storm door een grote vuilnisbelt heeft geblazen.
Wel een vogel van de dag: we worden verwelkomd door de vette trillers en slagen van de nachtegaal. En o ja, wilde honden hebben we ook, drie! Ze blijven bij onze auto’s en blaffen.
Mensen zijn er weinig, af en toe een groepje in de verte en met enige regelmaat een auto, die voorbij komt. Eén visserssloep komt terug van zee. Misschien met steur, die schijnt hier gevangen te worden en de kaviaar is alleen voor de export, begrijpen we.
Gisteren zagen we een vos de weg oversteken, die was ik vergeten te melden.
Menu van de dag: rijst, gekookt ei, groentemix van ui, kool, wortelen en knoflook met kruiden.
Vanmiddag hebben we de laatste klompjestrofee uitgereikt aan een vrouw, die uit eigen voorraad brood voor ons haalde, toen het in de winkel op was. We mochten er niks voor betalen. Jammer genoeg verkochten ze hun huisgemaakte schapenkaas in te grote hoeveelheden voor onze kleine koelkast.
Morgen naar Astara, bij de grens van Azerbeidzjan. Ben benieuwd!