Donderdag 20 juni 2019
Gisteren en vandaag weer wat verse bulten opgelopen. Er zijn in de betrekkelijke luwte van het binnenland misschien toch wat meer beestjes dan in de storm aan de kust. Gelukkig staat het aantal steken niet in verhouding tot de hoeveelheid die we in het begin opliepen. Daar hebben we twee volle weken last van gehad en sommige zijn nóg steeds zichtbaar.
Geef ons maar vogels: Gerda ziet op haar wandeling vanochtend een grote specht, vrouwtje goudvink en de grote lijster. De laatste roept ze uit tot vogel van de dag!
Al gauw na ons vertrek rijden we door een erg mooi landschap; bergen zonder bomen, mooie glooiingen die in een brede vallei uitlopen. Hier heeft vast ooit een gletsjer doorheen geschoven. Ik heb het over de weg tussen Bridge of Cally en Braemar, waarvan het eerste stuk door Glen Shee loopt. Onderweg zijn nogal wat tekenen van wintersport, skiliften en reclameborden voor skihuur. Weinig gelegenheid om even te stoppen en te fotograferen, dat is dan weer jammer.
Rijdend over de A93 zegt Ger ineens: “Op deze route komen we langs het kasteel van de koninklijke familie”. Huh? Ik weet van niks. “Hebben ze gevraagd of je langskomt of willen ze dat je aankomt?” Ik gun Gerda graag een blik op het kasteel en dat wil ik zelf ook best, maar als we eenmaal voor het tickethuisje staan, wordt duidelijk dat ze wel willen dat je aankomt à £ 11,50 p.p., maar niet dat je binnenkomt. Althans je mag de balzaal zien en in de tuin wandelen geloof ik. Zelfs de blik op het Balmoral Castle, want zo heet het, wordt ons niet gegund; het ligt verscholen tussen de naaldbomen. We nemen nederig genoegen met het fotograferen van het toegangshek met initialen. Vraag mij niet van wie. Gerda heeft het gevraagd aan de uiterst vriendelijke informatiemeneer die er rondliep, dus gelieve u te wenden tot haar. We lopen terug over de toegangsbrug, die over de rivier de Dee ligt en vanwaar je zicht hebt op een klein gedeelte van de koninklijke golfbaan. Laten we nou net door dat gat tussen de bomen drie mannen zien die deze edele sport aan het beoefenen zijn. Gerda haalt de verrekijker tevoorschijn in de hoop in één of meerdere van hen een prins te ontdekken. Helaas, ook dit wordt haar niet gegund.
Aan de andere kant van de weg ligt Crathie Kirk. Ger las dat wijlen koningin Victoria haar spaarpot had aangesproken om deze kerk wat meer aanzien te geven, zodat de familie op zondag niet in één of ander opknappertje hoeft te zitten. Daar hou je dan wel weer een paar borstbeelden van jou en je naasten aan over. Plus, last but not least, een paars kleed over je privébank. Als we in de auto stappen om verder te gaan, razen een paar straaljagers laag over de paleisgronden. Schijnt dat één van de jongens z’n golfballetje kwijt was.
Wij hebben een rondje gepland oost van de berg Morven, over Dinnet en Colnabaichin. Eerst een paar boodschappen in Ballater, waar we recht tegenover een pinautomaat parkeren. De pinactie zorgt helaas voor wat vertraging, het machien doet niet waar het voor gemaakt is, ik krijg wel mijn pas terug, maar geen geld. Misschien niet voor niks dat er een in het oog springende sticker op is geplakt met een telefoonnummer van de klantenservice. Bellen, in een winkel de postcode van de ATM vragen, daarna een nummer noemen dat op mijn bankpas zou moeten staan, tot ze er achter komt dat ik een buitenlandse bankpas heb. Toch ben ik mijn verhaal begonnen met te vertellen dat ik uit Nederland kom en in Schotland reis. Goed, ik moet de ING bellen. Daar zien ze nog geen reservering staan, wel even de afschrijvingen in de gaten houden en…. waarom wordt het gesprek verbroken? O, mijn telefoon is leeg!
Het landschap blijft ons iets te vriendelijk: “Je kan net zo goed in Luxemburg rijden”, zegt Ger. Nu hebben ze daar volgens mij niet zoveel kastelen en in het kader van ‘je kan niet elk kasteel voorbijrijden’ fotograferen we er eentje onderweg en weer een tijd later vallen we allebei als een blok voor een wit kasteel links van ons op een kleine heuvel. In Nederland zou je zoiets niet direct een kasteel noemen, maar wat ligt het fotogeniek in het land, fantastisch! Onderaan de heuvel is een prachtig parkeerterrein: typisch geval van ‘niks meer aan doen’. We zijn er net voor sluitingstijd, lopen nog even naar boven om het van dichtbij te bekijken en een blik te werpen in de distilleerderij, waarvan de deur open staat. Corgarff Castle is de naam.
Gerda, die de omgeving met de verrekijker in de gaten houdt, begint ineens van: “Oh nee!” en “ach wat een narigheid!” “Wat is er dan?” “Een meeuw is een jong kievitje aan het opvreten!” Tja, de natuur. In plaats van de kijker neer te leggen, blijft ze het volgen en vooral van commentaar voorzien: “Hij krijgt het bijna niet naar binnen”, en “oh! nu hangen de pootjes uit z’n bek” enzovoort. Tot ze uiteindelijk meldt dat het beestje ‘in z’n strot zit’, maar dat de meeuw er niet meer van kan vliegen. Inderdaad heeft hij daar zeker nog een uur gezeten. Doet me denken aan de haven van Terschelling waar Ger en ik eens een meeuw gadesloegen, die probeerde een kleine maat platvis naar binnen te werken. Dat was inderdaad werken; hij deed er zeker twintig minuten over, zo niet langer. Want die vis moest in z’n geheel en horizontaal die snavel en het keelgat door. Het had me niet verbaasd als het zowel de vogel als de vis het leven had gekost.
Om een uur of elf, we liggen al op bed, komt er een op het gehoor ondefinieerbaar voertuig aan, draait een beetje rond in buurt en maakt vooral een kolereherrie. Eens kijken. O, een quad! Allemachtig, wie gaat er nou in het bijna donker door het land met een quad rauzen? Of is het een boodschap voor ons? Na een poosje verdwijnt het ding gelukkig, wel met een loeihard geweerschot! Dit geloof je niet.
Gerda vindt dat het dode kievitje eigenlijk vogel van de dag moet worden.
Geer vond het ook teveel geld om Balmorals pracht en praal te gaan zien. Ik niet. Was prachtig.
Ok! Maar ook alleen de balzaal?