Dinsdag 30 mei 2017
Geen politie aan de deur gehad. Die zijn echt niet naar ons op zoek, want dan waren ze er al lang geweest.
Vandaag beginnen we aan de route naar Jolfa die precies langs de grensrivier tussen Iran en Azerbeidzjan loopt. Gerda heeft gelezen dat het de bijbelse rivier de Gihon (op z’n Engels) is. Hier heet hij de Aras. Verder staat er in de LPlanet dat de vallei van de rivier ten oosten van Jolfa van een buitengewone schoonheid is. Geen woord teveel gezegd. Om met Gerda te spreken:
“Wat geweldig dat we met dit landschap afscheid mogen nemen van Iran”.
We hadden het niet graag gemist.
De weg ligt meestal hoog, zodat we over de rivier heen op Azerbeidzjan kijken. Aan beide kanten van het water veel kleinschalig, militair gedoe, voornamelijk bestaand uit een paar gebouwtjes bij elkaar en uitkijkposten. Zo zitten ze blijkbaar dag en nacht een beetje naar elkaar te koekeloeren. Eén keer zag ik aan de Iraanse kant een luchtafweergeschut staan. Het zag er een beetje klein en stoffig uit, niet iets om bang van te worden. Aan de Azerbeidzjaanse kant zag Ger door de verrekijker twee ‘opgezette’ militairen: poppen met uniformen aan. Lachen! Als je het vergelijkt met de games van tegenwoordig dan is het net een spelletje uit de jaren vijftig.
Toch moet je het serieus nemen want ik begrijp dat het er in de periode 1989-1994 tussen Azerbeidzjan en Armenië behoorlijk ruig aan toe is gegaan. En dat er eigenlijk nog geen definitieve oplossing is voor het conflict. Ik wou nu dat ik toen beter had opgelet wat er gebeurde en waarom. De enige naam die me uit die periode is bijgebleven is Nagorno-Karabakh. Mooi woord trouwens.
Geen bermbommen, maar bermborden: je mag niet zwemmen, niet vissen, niet fotograferen en niet filmen. Valt me nog mee, er blijft best veel over wat wel mag.
Een paar kilometer voor Jolfa is een grote poort over de weg heen, waar zoiets op staat als ‘Aras free industrial zone’. Het zal wel. Jolfa zelf schijnt niet zoveel voor te stellen. Dé bezienswaardigheid ligt zo’n 20 kilometer ten westen van de stad: de St. Stephanuskerk met klooster. World Heritage Site.
Toch maken we nog een onverwachte stop. Als we het stadje binnenrijden, zien we een bord ‘Tourist Hotel’. Daar hebben we goeie ervaringen mee, qua klantvriendelijkheid en WiFi. We waren niet op signaal uit vandaag, maar als het ons in de schoot wordt geworpen, allà!
Ze maken hun naam weer waar, geen enkel probleem dat we geen kamer nemen, gaat u zitten, hier zijn inlogcode en password. De thee die we bestelden, mochten we bij vertrek niet afrekenen: “You were our guests”. Zo kan het ook.
Langs de uitvalsweg van Jolfa kijken we onze ogen uit. Dit zagen we nog nergens: een paar kilometers lang grote, luxe ‘shopping-, business- en commercial centers’ of welke naam ze de protserige bouwwerken ook geven. Dit heeft vast te maken met de toegangspoort, waar we onderdoor reden. Misschien is het gericht op klanten uit Azerbeidzjan, hoewel die grens potdicht lijkt te zitten. Een beetje aan het eind van alles, zien we op de heuvel ook nog luxe villa’s in aanbouw. Jolfa bruis!
Over luxe gesproken, aan de overkant van de Aras zien we af en toe, ja…wat? Het zouden dorpen kunnen zijn en ook bungalowparken. Allemaal eenzelfde model huizen tussen groen. Van deze afstand ziet het er erg welvarend uit, terwijl ik Azerbeidzjan combineerde met armoe. Misschien zijn ze neergezet voor de militairen die er gestationeerd zijn?
En even iets heel anders: ik zie hier ook weer de mannen elkaar begroeten met drie zoenen. Toen we nog niet zo lang in Iran waren, viel ons dat op. Nadien zagen we het niet zo vaak meer.
Het Stephanuskerkje en het klooster zijn erg de moeite waard. Geen toeristenbussen, gidsen, rugzak afgeven….heerlijk! Gewoon een meneer die drie tickets uit een boekje scheurt en 450.000 Rial in ontvangst neemt. Tot slot knipt hij met een perforator nog een gaatje in de kaartjes.
Wat verderop ligt een ontzettend groot stuwmeer, waarschijnlijk vol water van de Aras, dat kan niet anders zou je zeggen. We komen er niet dicht bij, ik denk dat het op Azerbeidzjaans grondgebied ligt.
Vrij plotseling verandert het landschap. Het wordt vlakker en minder interessant. Hoewel… tegen half vier zie ik ineens de Ararat voor ons liggen. Geweldig! Wat is het toch een imposante berg. We zijn bijna rond; morgen zeggen we Iran vaarwel.
De dorpen die we passeren, zijn klein en hebben niet of nauwelijks winkels en zeker geen groente. Dat wordt roeien met de riemen die we hebben.
In één van de dorpen is de weg opgebroken (hoe bestaat het!) en we moeten over een vrij smal aarden spoor rijden. Geen probleem totdat er vóór ons een pick-upje stil staat met een lekke band. En je auto een beetje opzij zetten of op een andere plek zodat je het verkeer niet hindert, dat hoort niet bij de cultuur. Gewoon ter plekke aan de slag. Natuurlijk gebaart iedereen dat we er langs kunnen en ze hebben gelijk, alleen willen we graag de tijd om e.e.a. zelf in te schatten en niet mee in het ongeduld van een paar mannen en de sensatiezucht van een stel opgeschoten dorpsjongens. Er liggen grote harde kleihompen in de weg en er loopt een diepe betonnen goot langs het spoor. Bovendien als wij er langs kunnen en Wim niet, schiet het nog niet op.
Het gaat net.
En het is zo warm, 32 graden. Ja, we hadden eerder te maken met hogere temperaturen, toch lijkt het of we het nog niet zó heet hebben gehad. Misschien door het vochtiger klimaat?
Na een tijdje wordt de vlakte wat interessanter; overal liggen lage heuveltjes met lavagesteente. De bergen in de verte komen dichterbij, de grond is hier en daar wit van het zout en dit alles onder het toeziend oog van papa Ararat.
We nemen een spoor het land in en vinden vrij gemakkelijk een vlak stuk om vannacht te staan. Ver genoeg van de weg, bij de loslopende koeien, een beetje verscholen.
Tijd om te rekenen. Want Wim had gelijk; we krijgen die miljoenen niet op. Hopelijk willen ze aan de grens Iraanse Rials wisselen voor Turkse Lires. Het Iraanse geld is nl. niks waard op de markt.
Menu van de dag: pasta met tonijn, hardgekookt ei en knoflook. Groentemix van ui, tomaten en erwten uit blik.
Vogel van de dag: Aziatische steenpatrijs. Langs de weg, kort na ons vertrek vanochtend.
Bezoek van de dag: uur of negen….tuut tuut! Jawel, twee mannen in een gewone auto. Eén in soldatenpak en een in burger met kalasjnikov. Een beetje vragen waar we naar toe gaan en zo, beetje kijken, het is hier gevaarlijk…
“Nou”, hoor ik Gerda zeggen, “dat valt wel mee. We slapen hier een nachtje en morgenochtend vertrekken we naar Turkije”. Op een toon van ‘maak je nou niet druk om ons, alles komt goed’. Het heeft succes, we mogen blijven. En met nog één ’tuut’ nemen ze afscheid.