Zaterdag 1 juni 2019
Als het dekbed en de kussens zijn opgeborgen en wij aangekleed, verkassen we een paar honderd meter naar de pier. Daar is een buitenkraan, waar we onszelf kunnen wassen. Intussen is het bijna acht uur en vanaf die tijd mogen we weer in het dorp op het parkeerterrein staan met uitzicht op zee. Ontbijt, tanken, banden bijpompen (psi!), nog een paar boodschappen i.v.m. morgen zondag en ansichtkaarten voor de kleinkinderen. Want, wie krijgt er in deze digitijd nou nog een ansichtkaart met een postzegel en dan nog wel uit het buitenland?!
Als een paar wolken even opzij gaan om wat zonlicht door te laten, roept Ger: “Maak vlug een foto!” Ik rep me naar buiten en ben toch nog te laat.
We gaan vandaag de B8083 rijden naar Elgol, lijkt ons gewoon leuk. Wat een prachtige rit, ondanks af en toe regen, wat dus wil zeggen dat er ook behoorlijke droge periodes zijn. Dat scheelt zoveel. Kou is één, maar nattigheid erbij….
Het landschap is kaal, dat wil zeggen wel gras, maar geen bomen en struiken en zonder bebouwing. Hoge heuvels, veel water met sprietachtige, fotogenieke begroeiing. Met de zon achter de niet te dikke wolken is er mooi diffuus licht, naast diepgrijze buien, waar rafelige, lichtgekleurde slierten langs zeilen. Bij zulke landschappen past eigenlijk geen onbewolkte lucht. In het land zwarte koeien – Black Angus? – witte schapen met pikzwarte koppen en zwart-witgespikkelde poten, Schotse Hooglanders.
Bij het eindpunt, Elgol, is het veel drukker dan we denken. Ik merk toch dat we ons steeds vergissen m.b.t. toerisme. Onbewust heb ik aangenomen dat wij hier zouden rondrijden, samen met nog enkele andere toeristen. Dat komt misschien doordat we de afgelopen jaren reisden in landen waar je inderdaad af en toe buitenlanders tegenkomt, maar waar dorpen vol campers niet voorkomen. Gelukkig zijn er om te overnachten genoeg rustige plekken.
Ergol dus. Een erg steile afdaling naar twee volle parkeerplaatsen. Houten huisjes waar je tickets kan kopen om naar de zeehonden te varen en een soort snackbar/café. Naar de noordkant toe is er een mooi uitzicht op rotsige kust.
Op de terugweg bij Loch Slappin staan we stil om te overleggen. Het is hier zo mooi dat we er graag zouden blijven vannacht en er is er plaats genoeg. Aan de andere kant, kwart voor drie is nog vroeg en weer om buiten te spelen is het niet: 14°C, harde wind, bewolkt en af en toe regen. We kunnen ook doorrijden naar een ander Loch, dat mogelijk net zo mooi is. Moeilijke keuze; het wordt doorrijden.
Nog even stoppen bij het bord ‘Kilmarie’, dat tevens verwijst naar het kerkhof waar ze hopelijk de eeuwige rust heeft gevonden. Weer dichter naar Broadford toe ligt bij de ruïne van een oud huis met een kerkhof met graven van mensen die het leven lieten in de Commonwealth War. Erg schilderachtig.
Terug in Broadford nemen we de weg over Sconser naar Carbost, waar de Talisker distilleerderij staat. Het parkeerterrein staat bomvol! Onze eindbestemming is Portnalong. Zo’n mooi landschap als we eerder zagen bij Loch Slappin, is hier niet. Er is ook meer bebouwing. Toch vinden we op de laatste 50 meter van deze landpunt, bij de Portnalong Pier een slaapplek zonder verbodsborden. Heerlijk aan het water, wij helemaal alleen! Wat een rust. Echter, binnen het kwartier krijgen we te maken met het Carnote-effect; een witte Duitse camper met een jong gezin erin komt aan de overkant van het asfalt te staan.
Eerder had ik Gerda al tot de orde geroepen: we komen aan, de auto staat net en Gerda loopt direct naar de paar containers die vlakbij staan. Ze voelt eens aan een deur en loopt vervolgens naar een ijzeren kar, waaraan ze begint te morrelen. Ik houd mijn hart vast, want er zijn ook twee huizen. Weliswaar op respectabele afstand, maar toch. Als die mensen het maar zozo vinden dat hier een camperbus staat en ze houden ons in de gaten, dan zien ze dat Gerda aan die spullen zit. Misschien zijn het hún spullen. Op mijn geroep komt ze naar de auto, maar is niet echt onder de indruk van mijn redenering. Blijkt dat ze wel goed werk deed: “De zijkant van die kar stond te rammelen in de wind en ik dacht daar steek ik even een stokje voor, letterlijk!” Hier zeggen ze: ‘daar zet ik even een Schotje voor’.
Om 6 uur arriveert de tweede camper, ook een Duitser. Balen. Komt schuin voor ons staan. Gelukkig blijft het daarbij. Wel wat personenauto’s, die vrij snel omkeren. De mens heeft de neiging om tot de punt te gaan.
Wat een geluk dat later op de avond de lucht een tijdlang flink opklaart en de zon nog schijnt. Een wereld aan verschil, zowel voor het landschap als voor ons. Het zonlicht heeft behoorlijke invloed op onze gemoedstoestand, merken we. Niet dat we daarvóór in zak en as zaten, maar we veren er behoorlijk van op!
“Weet je dat ik nog geen naaldhak heb gezien”, zegt Ger, “en ook geen zonnebrillen”. Ze heeft gelijk. Wel behoorlijk wat mannen met de combinatie baard en wollen muts. Verder ziet ze veel stevige, aardige vrouwen, geen hoofddoeken en geen ècht donkere mensen. Ik ook niet.
Van mij hoeft het weer niet op te klaren, Riet wordt steeds poëtischer in de omschrijvingen van de lucht en het licht. Hier smullen we van.
Dank je wel! Wij hoeven ook geen strakblauwe luchten hoor: saaaaai!! 😉