Maandag 20 juni 2022
De schijnwerper ging niet branden vannacht.
Het keffertje dat ergens in de buurt woont, heeft maar één keer geblaft en de haan is duidelijk geen ochtendmens.
Gisteravond was het 17°, vanochtend een stuk kouder; ik trek mijn trui aan.
Een dorpsbewoonster lijkt niet blij met onze overnachtingen hier op het pleintje, ze roept iets op boze toon tegen de Italianen.
Kaliméra, jullie zijn weer helemaal bij.
Vanochtend zitten de fel gekleurde kevers weer op van die witte bloemen en ook nu zitten ze te ver weg om te fotograferen. Ze doen ons denken aan de kunstenaar Jan Fabre, die veel met kevers doet. We zagen in een Belgisch museum een globe van hem, helemaal vol met kevers. En dat hij beschuldigd is van grensoverschrijdend gedrag komt niet omdat hij àlles met kevers doet, maar waarschijnlijk door die globe. Je kan nou eenmaal niet globaal bezig zijn zonder grenzen te overschrijden.
We rijden over Konitsa in de hoop dat daar een behoorlijke supermarkt is. Via de navigatie krijgen we alleen Griekse buurtsupers te zien en daar hebben we niet zulke fantastische ervaringen mee. Ger probeert er één te kiezen, die zo gunstig mogelijk ligt qua bereikbaarheid, maar ze liggen allemaal in de plaats zelf. Op weg ernaartoe verandert het asfalt in kinderkopjes en worden de straten steeds steiler en smaller. Op een gegeven moment lijkt het me niet verantwoord meer om verder te gaan en kan ik nog net een soort parkeerplaats opschieten.
“Kijk”, zegt Ger, “daar komt een man met een supermarkttasje”. En jawel, hij stapt in zijn auto die ook hier geparkeerd staat. Dat wil dus zeggen dat de supermarkt dichtbij is. We volgen zijn voorbeeld en gaan lopend verder. Goeie keuze, want bij de winkel zelf is geen plaats voor auto’s.
De (super)markt is waardeloos qua assortiment, geen fruit en groentes, zelfs niet in blik en voor de rest moet je er ook niet zijn.
De paar dingen die we kunnen gebruiken, brengt Ger alvast naar de auto, terwijl ik nog even een straat inloop om te kijken of het daar beter is. In een andere, wat grotere winkel in principe hetzelfde probleem: geen verse groenten. Ik scoor een blikje kidneybonen en een gerookte vis, die helaas geen makreel is en er is eindelijk een klant die ‘yes’ antwoordt als ik vraag of hij Engels spreekt. Hij wijst me de groentenwinkel aan, een paar deuren verderop, waar het weer draait om paprika’s, courgettes, komkommers en tomaten. Uit balorigheid koop ik een witte kool, ik zie wel wat ik ermee doe.
Het avontuur gaat beginnen; we tikken Armata in, na nog snel aan een man die bijna wegrijdt te vragen of hij iets kan zeggen over de kwaliteit van de route, die we willen volgen.
“Is goed”, zegt hij, “allemaal asfalt net als hier”, en hij wijst naar de grond. Nou, dat valt mee, althans zo’n duidelijk en positief antwoord hadden we niet verwacht, hoewel we uiteraard een slag om de arm houden.
Het eerste stuk is veel van wat we al hadden, groen langs de weg en het betere bochtenwerk. Pas bij Palioseli in de buurt krijgen we zicht op besneeuwde bergtoppen; het Timfi-gebergte misschien?
De weg is meestentijds goed berijdbaar, maar waar dat niet zo is, is het oppassen geblazen. Soms wordt het asfalt onderbroken door onverharde stukken, wat op zich niet erg is. Verder zijn er lelijke potholes en andere beschadigingen, verzakte en afgebrokkelde stukken weg en veel grote en kleinere rotsblokken. Als de weg door of langs dorpen gaat, wordt ie zo smal dat er van passeren geen sprake kan zijn, vaak staan er verkeersspiegels en soms stoplichten.
Ergens onderweg zien we een Nederlandse buscamper, die van de andere kant komt. Even stoppen en informatie vragen over de weg, die we nog vóór ons hebben. Jammer genoeg hebben ze dat stuk niet gereden, ze komen vanaf het zuiden. Dat was goed te doen en ook heel mooi qua uitzicht, zegt de vrouw. Gerda lijkt direct bereid om de route te nemen waar zij vandaan komen, maar dat gaat mij iets te ver. Het houdt in dat we 1) à la minute onze plannen wijzigen 2) ons niet afvragen of wij mooi vinden wat zíj́ mooi vindt en 3) de route vanaf Skamneli voor de derde keer gaan rijden, want die hadden al eens heen en terug afgelegd. Niet zo’n zin in en we gaan verder zoals gepland.
Bij Armata is geen mens te zien langs de doorgaande weg en dorpen inklimmen doen we niet meer. Dan maar door naar Distrato, hopelijk zien we daar wel iemand. We willen er overnachten en nogmaals informatie vragen over de toestand van de weg verderop.
Ook in dit dorp is het een dooie boel, geen levend wezen te zien. Wel lijkt er hier en daar wat meer ruimte om voor de nacht te parkeren, hoewel het overal behoorlijk schuin loopt. Er blijft één goeie plek over en dat is het plaatselijke basketbalveld, mooi waterpas en gelegen aan de rand van het dorp. Die velden in Griekenland zien er zo armoedig uit, dat het niet anders kan of er wordt al jaren geen gebruik meer van gemaakt. Toch is het wel wat om er zomaar op te gaan staan. Na een hele tijd tevergeefs wachten op iemand die we het misschien kunnen vragen, besluiten we om de auto er dan maar op te rijden. Het dak laten we nog naar beneden voor het geval we weg worden gestuurd.
Er gebeurt niks, het hele dorp lijkt te slapen en pas na zo’n drie kwartier rijden er eens een paar auto’s langs, dat is alles. Op den duur heffen we het dak en zien wel wat er van komt.
Tot nu toe (10 uur ‘s avonds) niks. Gerda en een man in een auto hebben vriendelijk naar elkaar gezwaaid en even geleden liep er een man langs die vroeg: “How are you?”
Menu van de dag: pasta met tonijn en groene olijven, kort gekookte witte koolbladeren, kaasomelet.
En wij gaan naar bed.