Zondag 4 februari 2024
Het was fijn om op het feest te zijn van gisteravond en leuke mensen te spreken. Toen ik bij binnenkomst de DJ bezig hoorde, schrok ik even en dacht ‘shit, niet aan gedacht om oordopjes mee te nemen’. Dat viel alles mee, het geluid bleef binnen gezonde grenzen. Gedanst hebben we niet, daarvoor vertrokken we, om kwart over tien, te vroeg. Ik twijfel er niet aan dat er na ons vertrek nog flink schot in de zaak is gekomen, gezien de voorbereidende bewegingen, die ik veel feestgangers zag maken.
Thuis direct het bed in, wekker op 4 uur en toen we om tien voor vier wakker werden, was dat dus net vroeg genoeg om het vreselijke geluid ervan niet te hoeven horen. Eén van de ergste geluiden die er bestaan. Er is op het ogenblik een reclame op de radio, die begint met het geluid van een wekker. Ik schrik me elke keer de tering.
Tegen vijven stappen we beneden uit de lift en Gerda zegt: “Ik zie al een auto staan”. Kan niet anders of het is Hassan van Uber; bij de bevestiging krijg je ook de naam van de chauffeur. Een heel aardige en klantvriendelijke man, die ook op IJburg woont. Natuurlijk wil hij ons over een week graag terugrijden van Schiphol naar huis en vertelt uitgebreid waar de standplaats van de Uber taxi’s is: op een hoek bij het Sheraton Hotel. Bij het uitstappen, geeft hij ons nog zijn telefoonnummer, dus dat kan niet misgaan.
We zijn ruim op tijd en met onze vertrouwenwekkende verschijningen glijden we soepel door de veiligheidscontroles. Ik word niet eens gefouilleerd, zo doorzichtig ben ik nou.
De boarding begint te laat en/of duurt te lang. Zeven uur de lucht in gaan we niet redden, het wordt kwart voor acht. Voor onze rolkoffers is geen plaats meer in de cabine en ze gaan alsnog het ruim in.
De vlucht verloopt rustig, maar niet zonder ergernissen. De enige die haar stoel achteruitgooit, wat ik buitengewoon asociaal vind, is de vrouw vóór mij. Gevolg daarvan: ik durf mijn beker met drinken niet op het ‘tafeltje’ te zetten dat aan haar stoel vastzit, want als ze die ineens weer recht zet, zit ik onder de chocolademelk. Tweede ergernis: pas als iedereen z’n lunch al op heeft, krijg ik mijn panini ham/kaas, die ‘even’ warm moest worden in de oven.
Verder is het goed om te doen. Van de man naast mij, die aan het gangpad zit, heb ik geen last. hij is aardig en valt op een gegeven moment in slaap, niet vreemd natuurlijk. Elke keer als hij van houding verandert, ‘voel’ ik hem wel een beetje, maar dat kan haast niet anders in zo’n krappe ruimte. Ineens begint hij vreemde geluiden te maken, beetje reutelend en beweegt heftiger. Als ik opzij kijk, zie ik een boog kots op zijn trui landen en enkele spetters ervan op mijn mouw. Mensen beginnen te roepen en dan dringt het ook door tot zijn vrouw, die met hun twee teenerkinderen naast hem zit aan de andere kant van het gangpad. Ook de stewardessen snellen toe.
Zijn vrouw blijft vrij kalm en zegt dat het wel vaker voorkomt dat hij flauwvalt als hij misselijk wordt. Gerda en ik horen en zien het aan, maar bemoeien ons er niet mee. Zijn vieze trui wordt uitgetrokken en gaat in een plastic zak.
Tot aan de landing, zeker anderhalf uur, heeft hij wezenloos voorover gehangen met een kotszak bij zijn mond en nog nauwelijks wat gezegd of bewogen. Zijn vrouw stond hem liefdevol bij en zijn kinderen vermaakten zich met hun telefoons.
Als we landen, is het nogal bewolkt en 21°.
De formaliteiten bij AutoReisen verlopen vlekkeloos en vlot. De medewerkster weet zelfs mijn creditkaart te ‘kraken’ als blijkt dat ik een verkeerde pincode heb gebruikt en de goeie zo gauw niet kan vinden. We krijgen het ‘adres’ van de auto, nummer 42 op het autodek waar alle verhuurders hun voertuigen stallen. Tot onze verrassing is daar niemand die ons ontvangt en/of even wat dingen vertelt over de auto. Het eerste wat we doen, is de (lichte) beschadigingen fotograferen alsmede de stand van de benzinemeter; de tank is nl. niet vol. Daarna vertellen we de naam van het hotel aan de navigatie. Klein half uurtje rijden.
Als we de ‘binnenplaats’ van het hotel oplopen, bekijkt de vrouw, die we begroeten ons met een wat afstandelijke blik, zo van ‘weet u wel zeker dat u hier moet zijn?’ Ze vraagt of we bij een gezelschap horen, nee. Ik zeg dat we direct bij de directeur hebben gereserveerd. Zij weet van niks en belt hem. Tot een paar keer toe geeft ze tijdens het gesprek de telefoon aan mij en wat blijkt: hij dacht dat we de 5e zouden arriveren, zegt hij. Ik vraag of hij zich onze e-mail correspondentie nog kan herinneren en zeg hem dat we daarin data en prijs hadden afgesproken. Hij zegt dat hij het zich herinnert, maar vreemd is het wel.
Luid mopperend op haar baas (loco, loco!), maar heel vriendelijk tegen ons, gaat de vrouw een kamer in orde maken. Van een man (misschien haar man?) krijgen we een gratis koffie van het huis en zij komt ons even later een warm stuk appelgebak in bladerdeeg brengen.
Dan vraag ik of zij de Victoria is, waar de directeur het tegen mij over had in zijn mail. Lachend bevestigt ze dat. Als ik zeg dat ik Maria heet, wordt er nog harder gelachen. Misschien omdat er een heilige Maria bestaat?
De man brengt ons met de sleutelkaarten naar onze kamer en onderweg vraag ik of hij misschien Santiago heet. Klopt. Ook die naam ken ik vanuit de correspondentie met Ivan de directeur. Als we Gerda’s naam ook noemen, kan de relatie niet meer stuk.
Wat een fantastische kamer hebben we. Goed bed, zitbank met tafeltjes, aanrecht, koelkast, waterkoker, ruime badkamer. Het ziet er meer uit als een huisje dan als een kamer. Aan de ene kant kijken we op het kleine zwembad en een stuk binnen’tuin’ en aan de andere kant zien we vanaf ons terras de bergen. Intussen breekt de zon door en het is 23°.
We kregen zelfs een ‘ding’ mee dat je met vloeistof vult en in het stopcontact steekt om ‘de sporadische muggen’ op afstand te houden, zoals Victoria het uitdrukte.
Even bijkomen en genieten van waar we nu zijn met thee en appelgebak. Daarna besluiten we om een supermarkt te zoeken om wat boodschappen te doen, zoals thee, koffie, wijn, brood, beleg etc. zodat we tussen ontbijt en avondeten vrijuit over het eiland kunnen zwerven zonder per se ergens naar toe te moeten om wat te eten en drinken.
We zeggen de ietwat langharige hotelpoes met de prachtige groene ogen, die bij onze voordeur ligt gedag en vertrekken naar de SuperDino in El Cotillo.
Hier stop ik. Het is elf uur en ik wil slapen.
Vogel van de dag: tortelduif die bij onze geparkeerde huurauto op een grote groene plant zat.
Hasta mañana!
De kop is eraf. Ik heb inmiddels goed beeld van de eerste dag die een gedetailleerd beeld gaf van het wel en wee, inclusief die kleine spetter op je mouw en de groene ogen van de kat. Ik zal niet meteen zeuren over het feit dat merk en type van de huurauto nog een vraag blijft maar dat ik wel nummer van de parking nu weet. Maar inmiddels ben ik gewend aan jullie onovertroffen manier van schrijven, die mij elke dag boeit maar ook steevast laat zitten met (mannen) vragen. 😅
Goeiemorgen Gerard…en dan weet je nog maar de helft van wat er is voorgevallen die eerste dag. De rest moet nog komen. Je hebt gelijk dat ik het merk van auto vergat te melden. Dat nummer 42 is goed blijven hangen omdat alle verhuurders hun honderden auto’s op één autodek hebben staan en elke verhuurder wel een nummer 42 heeft! Ff zoeken dus. Naar de (mannen)vragen zijn we benieuwd; stel ze gerust. Misschien zijn het wel dezelfde die wij hebben!
Gelukkig hoefde er niet gereanimeerd te worden in het vliegtuig.
Ben benieuwd of jullie nog in het centrale gedeelte van het eiland komen. Ik herinner mij door cactussen overwoekerde dorpjes.
Groet!
Ha Gerrit, je bent er weer! Ja, daar komen wij zeker! Sterker nog we ‘wonen’ er dichtbij in Tefía. Klinkt alsof je er mooie herinneringen aan hebt.
Zeer mooie herinneringen, zoals de dubbelzijdige oorontsteking in combinatie met de in de prullenbak verdwenen contactlenzen :-))
Haha…🤣🤣