Donderdag 3 juni 2021
Voor de kat z’n plaat
Af en toe wat regen en verder een rustige nacht. Wat verwacht je dan van een oesterput? Welnee, zelfs de meest wilde oesters liggen er voor dood bij.
Een eerste controlerende blik naar buiten leert ons dat er nog een buscamper is bijgekomen, een Ford met een daktent en een jonge vrouw.
De eerste hondenuitlaatster arriveert in een heel wijde hes, waarschijnlijk om haar kilo’s te verbergen. Ze heeft een vreselijk stuurse kop en een witte keeshond met een zwarte vlek. Haar hele houding vertelt dat ze het volstrekt niet eens is met de aanwezigheid van buscampers hier. Ze vermijdt het om in de rondte te kijken en als ze terugkomt van haar uitje loopt ze hardop ‘in zichzelf te praten’. Het is uiteraard de bedoeling dat wij, overtreders, horen wat ze zegt. Ik vang alleen het woord ‘campers’ op.
Ja, het is natuurlijk goed voor te stellen dat bewoners zich ergeren wanneer ze hun auto’s niet meer kunnen parkeren bij de oesterput omdat het daar vol staat met campers. Dat lijkt me geen wenselijke situatie. Toch zou je denken dat de gemeente (of provincie?) het tolereert, want hoe moeilijk is het om een verbodsbord te plaatsen?
De boze vrouw is nog niet weg of er komt een wit pick-upje met oranje zwaaibalk het terrein op rijden. Het lijkt op zo’n auto van de gemeente. De chagrijnige bestuurder roept uit z’n open raam zoiets als: “Het lijkt hier wel een camping!” Drie kleine buscampers…. Maar goed, het gaat om het principe. Daarna keert hij de auto en vóórdat hij terug de dijk oprijdt, maakt hij nog een foto van het geheel. Dit alles nog voor het ontbijt; de dag is nog niet begonnen of je bent al bekaf.
‘t Zijn wel nette mensen die kampeerders. Op en langs het hele terrein ligt geen papiertje, plastic of wat dan ook. Het zal toch niet zijn omdat er alleen maar vrouwen in deze campers zitten? :))))
De zon komt weer door de wolken en de Ford is al vertrokken. Nu wij. Richting Colijnsplaat op zoek naar boodschappen en afvalbakken.
Onderweg zien we ergens een soort VVV-achtig huisje op de dijk en vlak daarvóór staat links van ons in de berm een vrij grote groene plastic bak met een deksel erop. Ah, een vuilnisbak! Eerst maar eens kijken of er al wat in zit. Op het deksel liggen een halve trottoirtegel en een baksteen, zeer waarschijnlijk om het deksel dat los op de bak ligt, te fixeren. Terwijl Gerda vanuit de auto steeds zegt dat het géén vuilnisbak is en ik er niks mag ingooien, leg ik de stenen op de grond en til het deksel op. De bak is leeg. Jammer, want nu weet ik het nog niet zeker. Terwijl ik zo bezig ben, hoor ik achter mij, vanaf een laag gelegen huis een vrouwenstem roepen. Hard. Ik negeer het, maar het is ongetwijfeld bedoeld voor mij omdat ik aan die bak zit. Naar me toe komen kan ze niet zo gemakkelijk want het huis ligt vrij ver van de weg af en er zit mogelijk nog een sloot of zo tussen. Ik loop met mijn vuilniszakje terug naar de auto van plan om de raad van Gerda op te volgen en even bij het toeristenhuisje op de dijk te kijken voor een afvalbak. Ik moet nog wel even terug om de stenen netjes op het deksel te leggen. Intussen heeft de vrouw waarschijnlijk haar man erbij geroepen en die brandt helemaal los als hij mij ziet aankomen. Klapt luid in z’n handen en schreeuwt vanalles waar ik weer niet naar luister. Ik hoef het niet te weten.
Iets verderop is inderdaad een bak waar ons afval in kan. Gerda had gelijk en het echtpaar kan tot rust komen. Ik begrijp zoveel dingen niet: als dat nou jouw bak is en niemand mag er iets ingooien, dan plak je er toch een sticker op met één of andere verhelderende tekst? In plaats van als een idioot onder aan de weg te staan krijsen? Of ben ik nou zo dom?
Gelukkig zijn er ook andere mensen. In Colijnsplaat, op zoek naar een supermarkt, vallen we in de blijmakende armen van een joviale fietsenmaker. Zijn bedrijf is gevestigd in een mooi opgeknapte Zeeuwse houten schuur, zwart met van die witte randen. “Valt onder monumentenzorg”, zegt hij, “zoals bijna de hele straat”. Met veel kwinkslagen tussendoor legt hij ons de route naar de supermarkt uit: “….. en op het laatst rijd je recht op de winkel af, het is bijna een drive-in Spar!”
Door allerlei opgebroken straten, fietspaden die nu ook voor auto’s open zijn en omleidingen komen we voor de tweede keer bijna langs zijn zaak. Als hij ons ziet, haast hij zich om ons nogmaals vrolijk zijn aanwijzingen te geven, waarbij hij Gerda af en toe even aantikt.
“Daar kan je wel een biertje mee drinken”, zeg ik terwijl we weer doorgaan.
“Wel twee ook!”, vindt Ger.
Na Colijnsplaat rijden we steeds de dijk volgend naar Kats. Er zijn weinig geschikte plaatsen om te parkeren en even op de zeedijk te kijken tot er ineens een wegje de dijk oploopt. Gerda is altijd bang om smalle onoverzichtelijke paden op te rijden: “Als we terug moeten, is er misschien geen ruimte om te keren”. Ik roep dan altijd overmoedig: “Draaien kan je overal”. Voor deze gelegenheid voeg ik eraan toe: “En anders gaan we in z’n achteruit”. Het is maar een kort stukje rechte weg. Met de woorden ‘nou vooruit dan’ rijdt ze ons naar een alweer prachtig gelegen kleine parkeerplaats met zicht op De Katse Plaat, welke naam mij aan een gelijksoortige uitdrukking met ‘kat’ erin doet denken. Maar dit terzijde 😉 Aan de overkant ligt Zuid-Beveland met achter de bomen de televisietoren van Goes. Dat wás wat in de jaren vijftig, de bouw ervan! Iedereen die hem had gezien, blies daarover hoog van de toren, om even in stijl te blijven.
Al vrij gauw arriveert er een vrouw in een auto, die tegen Gerda de lof begint te zingen over deze plek, het uitzicht en de fantastische zonsop- en ondergangen. Ze woont vlakbij en komt hier elke dag. Ger denkt dat ze mogelijk even wilde weten wat voor vlees ze met ons in de kuip heeft; de parkeerplaats bij de Oesterput wordt nogal eens door drugsdealers bezocht, vertelde een spraakzame boer.
Hier ‘ontmoet’ ik een zwijgzame boer, die met z’n trekker de dijk op komt rijden. Achterop is een kleine tank gemonteerd en om de paar meter spuit hij een straal stinkend wittig spul op de planten in de berm. Als hij me ziet, stopt hij ermee, rijdt met een flinke gang naar de parkeerplaats om een rondje te draaien en verdwijnt met dezelfde vaart terug de dijk over. Ik sta in de berm aan de andere kant en krijg alleen een strakke blik toegeworpen. Vreemd. Dat moet toch één of ander bestrijdingsmiddel zijn geweest? Welke boer gaat nou een eind van huis op een stuk dijk een beetje gif in de berm spuiten…. Een boer moet gewoon koeien melken, het land omploegen; dat soort dingen. Ja, jongens en meisjes, dan denk je dat je op een rustige plek bent aangekomen.
De Katse Plaat valt droog en dus komen de eerste vogels: twee lepelaars en een wulp, waarvan de laatste de titel ‘vogel van de dag’ krijgt.
De tijd vliedt en we twijfelen of we zullen vertrekken of niet. Om 4 uur valt de beslissing; we blijven. Gerda wil dat de auto zodanig geparkeerd wordt dat er niemand tussen ons en het haventje plus de zonsondergang kan komen te staan. Gelukkig ligt de voormalige landbouwhaven aan onze westkant.
Het wordt niet spectaculair qua vogels, hoewel laag overvliegende zwanen en een rijtje van vijf kluten boven het water altijd mooi zijn om te zien. Geen mensen, behalve een man die een sigaar komt roken, zittend op het enige bankje.
Hoewel..half negen: een lichtgrijze BMW met jonge man arriveert. Op de band gevolgd door een lichtgrijze Toyota met jonge vrouw. De auto’s parkeren zo dicht bij elkaar dat Gerda het direct begrijpt: “Die hebben een afspraak”. Inderdaad, de man stapt uit en verdwijnt in haar auto. Je zou verwachten dat zij in de BMW zou gaan, omdat die ruimer is dan de Toyota. Het voordeel voor hen kan zijn dat haar auto door de zijne voor een groot deel aan ons blikveld wordt onttrokken.
Hoe het ook zij, ze vervelen zich blijkbaar niet. Na een uur komen ze uit de auto en blijven heel lang aan elkaar geplakt tussen beide auto instaan. Ze staan vrij dichtbij en het voelt een beetje gênant voor ons om zelf naar buiten te stappen. We moeten nog langer wachten, want voor de tweede keer verdwijnen ze samen in de Toyota om pas tegen elven weer tevoorschijn te komen. Na wat korter kleven, vertrekken ze eindelijk. Nu is het onze tijd om naar bed te gaan.
Net voor het slapen gaan, zie ik dat ik toch de KPN-USIM-kaart bij me heb met de 0000-code!